werkgroep en partner
van Grenzeloze Schelde-
Escaut sans Frontières
vzw/asbl
 
ZENNEKRANT 13 (-> terug naar inhoud)

De overstromingen: algemene oorzaken en mogelijke oplossingen op een rijtje

De voornaamste oorzaak van de zware overstromingen van november 2010 in de Zennevallei stroomopwaarts Brussel was extreme regenval. Volgens de voorspellingen en overeenkomstig de klimaatwijziging zal extreme regenval in de toekomst steeds vaker voorkomen. Wellicht lijkt deze vaststelling op het eerste gezicht vanzelfsprekend, maar in de discussies die volgden op de zware overstromingen leken andere factoren soms veel belangrijker dan de zeer grote neerslag.

De meest opmerkelijke vaststelling bij de noodsituatie van november 2010 was wellicht dat niet alleen de Zenne op sommige plaatsen buiten haar oevers trad - wat niet uitzonderlijk is -, maar dat ook het Kanaal Charleroi-Brussel in de gehele strook tussen Ittre, Tubize, Halle, Beersel en Sint-Pieters-Leeuw tot Anderlecht op tal van plaatsen overstroomde en erg grote schade veroorzaakte. Dit fenomeen van het overstromende kanaal was tot dan toe niet gekend.

Het gehele waterafvoersysteem van Zenne en Zennekanaal - een combinatie van stuwen, verlaten, overlaten en bypasses - volstond in die dagen niet meer om de grote hoeveelheden water voldoende snel af te voeren naar het verder gelegen en 15km lange kanaalpand tussen de sluizen van Sint-Jans-Molenbeek en Zemst.
Dat kanaalpand speelt in dit watersysteem een cruciale rol als buffer en het kan op zijn beurt vanaf Vilvoorde enorme hoeveelheden water vanuit het kanaal laten overlopen in de open Zenne. De te beperkte capaciteit van de stuwen, verlaten en overlaten op het Kanaal Charleroi-Brussel en de Zenne wordt daarom aanzien als hét kernprobleem.
De lage afvoercapaciteit van de kunstwerken op het kanaal opmerkelijk verhogen (met 50%?) wordt daarom ook als de meest efficiënte manier beschouwd om op relatief korte tijd (enkele jaren) tot een situatie te komen waarbij het risico op een herhaling van dergelijke grote overstromingen van kanaal, Zenne en bijrivieren sterk wordt beperkt.

Naast dit algemene 'systeemfalen' hebben in het weekend van midden november 2010 ongetwijfeld nog enkele andere, specifieke factoren een rol gespeeld bij deze overstromingen.
De staat van bepaalde kunstwerken in de betreffende zone, de beschikbaarheid van de juiste meetgegevens, de manier van bediening van de stuwen, de interregionale communicatie en samenwerking, de coaching van de gebeurtenissen tijdens de alarmfase en tijdens de crisismomenten zijn een aantal van die factoren.

Maar belangrijker dan te focussen op de vraag naar mogelijke schuld en verantwoordelijkheid - mét het gevaar te verzanden in welles-nietes-discussies die een zakelijke en correcte diagnose bemoeilijken – is nu een doeltreffend antwoord te vinden op de vraag hoe men in de toekomst een herhaling van dergelijke overstromingen kan en zal voorkomen. De zaken in de praktijk op hun beloop laten zou maatschappelijk volkomen onaanvaardbaar zijn.
Infrastructurele ingrepen overwegen die bepaalde overstromingsrisico's 'exporteren' naar buurgemeenten of -regio's is al evenmin aanvaardbaar.
Daarom moet een krachtige, snelle, doelmatige én interregionaal gecoördineerde aanpak van de overstromingsproblematiek in het gehele Zennebekken in de komende maanden en jaren een absolute prioriteit worden van de bevoegde instanties van het water- en waterwegenbeleid.
De onderzoeksresultaten van o.m. het Waterbouwkundig Laboratorium*, het rapport van de Coördinatiecommissie Integraal Waterbeleid (CIW), de gegevens van de 'Groupe Transversal Inondation' van het Waalse Gewest, ... over deze overstromingen kunnen daarbij het vertrekpunt vormen.

De vooropgestelde infrastructurele aanpassing van de waterafvoer is in zekere mate te beschouwen als een end-of-pipe-oplossing.
Er is ook nood aan een geheel van maatregelen die meer aan de bron van de watercyclus ingrijpen en werken volgens het principe van 'water vasthouden, dan bergen en tenslotte afvoeren'.
Maar de prioritaire en grondige verbetering van het waterafvoersysteem in het Zennebekken en inzonderheid van het kanaal is ook verantwoord omdat de waterhuishouding in dit stroomopwaarts Brussel gelegen gebied, in tegenstelling tot de meeste andere rivierbekkens van het Scheldebekken, in vele tientallen jaren niet meer werd gemoderniseerd. De achterstelling op dit vlak deelt deze streek met de Denderstreek. Wat betreft modernisering van de waterhuishouding is dus zowel voor de Dender als voor de Zennestreek tussen Tubize, Halle en Anderlecht duidelijk een inhaalbeweging nodig.

Ondertussen is het maatschappelijk debat over de overstromingen nog niet echt ingezet en dat willen we opnieuw aanzwengelen door een aantal voorlopige besluiten van een eigen onderzoek van de problematiek naar voor te brengen. We doen dit onder de vorm van 'werkhypotheses, ideeën en voorstellen':
  • Waterbeheer in gehele Zennebekken als één geïntegreerd systeem benaderen en beheren >>
  • Eerste opdracht: water maximaal vasthouden en bergen en daarna pas afvoeren volgens een systeem met grote regelbaarheid inzake debiet >>
  • Waterafvoercapaciteit kunstwerken Zennekanaal drastisch verhogen >>
  • Speciale aandacht voor baggerproblematiek >>
  • Onderlinge afstelling van meetinstrumenten, gegevens en communicatie inzake waterbeheer verbeteren >>
  • Verbeteren van de anticiperende maatregelen tijdens alarmfase en crisisbeheer >>
  • Een aantal onbeantwoorde vragen >>
Coordinatie Zenne


* Het Waterbouwkundig Laboratorium ressorteert onder de Vlaamse overheid, departement Mobiliteit en Openbare Werken (MOW)


ZENNEKRANT 13 (-> terug naar inhoud)