|
||||||||||||
Introductie van beekforel in het stroomgebied van de Zenne Deze tekst is een vertaling uit het Frans van een artikel in InfoSenne nr.70, uitgegeven door Contrat de Rivière Senne: 'La truite fario dans le sous-bassin de la Senne (2/2)'. In het kader van het behoud van de biodiversiteit van de waterlopen werd dit jaar in februari jonge beekforel uitgezet in het stroomgebied van de Zenne. Het doel was om bepaalde waterlopen te verrijken met vissoorten. Voorafgaand aan deze introductie werden de uitzetplaatsen geselecteerd op basis van verschillende milieukenmerken, om ervoor te zorgen dat de waterlopen geschikt waren voor het overleven van de forelsoort. Welke voorwaarden zijn nodig voor de herintroductie van beekforel? Ten eerste geeft de beekforel de voorkeur aan waterlopen met snel stromend, fris water (maximum tussen 20-22°C) en rijk aan zuurstof (O2 > 5 mg/L). Bovendien schaadt de kunstmatige inrichting van rivieren de paaigronden en habitats. Daarom kozen we voor relatief smalle waterlopen met een steile hellingsgraad, een continue stroming, natuurlijke dammen, een trapsgewijs profiel en een matig grove grindbodem, nodig voor de voortplanting of om te schuilen. Daarnaast moet de waterloop vrijgemaakt worden van obstakels die de volwassen forellen - die uiteindelijk over een paar jaar stroomopwaarts zullen zwemmen om zich voort te planten waar ze geboren zijn - te hinderen. Contrat de Rivière Senne heeft daarom geholpen bij het verwijderen van grote obstakels zoals boomstammen en het creëren van voorzieningen zoals vistrappen (zie InfoSenne n° 68).
Werden er al ooit vissoorten geïntroduceerd in het stroomgebied van de Zenne? Ja, ongeveer tien jaar geleden. Meer recent, in 2023, werd een eerste experiment uitgevoerd om beekforel te herintroduceren met behulp van het 'Alevibox'-systeem. Het systeem bestaat uit een plastic doos met gaatjes, die op de vlakke bodem van de waterloop wordt geplaatst om de eitjes van Salmonidae te laten uitkomen en de jongen de kans te geven zich te ontwikkelen, weg van roofdieren. De doos wordt vastgezet met grote stenen en twee palen, en er wordt een touw aan een boom bevestigd om te voorkomen dat de doos door de stroming wordt meegesleurd wanneer het water stijgt. In 2023 ontvingen we eitjes van beekforel van de Waalse visserijdienst (SPW-DNF). Ze zijn rood-oranje van kleur en meten 4 tot 5 mm in diameter. Voordat ze in de Alevibox geplaatst worden, moeten ze geacclimatiseerd worden aan de temperatuur en pH van de rivier. Daarom koos men om de eitjes eerst met rivierwater te besproeien vooraleer ze in te brengen in de Alevibox. De eieren worden uitgebroed in de doos. Wanneer de jongen uitkomen, blijft het ei vasthangen onder hun buik. Dit wordt de ‘dooierblaas’ genoemd. Gedurende enkele dagen dient die blaas als voedselreserve voor de jongen, zodat ze kunnen groeien en ontwikkelen zonder naar voedsel te hoeven zoeken. Wanneer het blaasje leeg is, verschijnt de mond en begint de jonge vis zichzelf te voeden. De jongen worden nu forellen genoemd. Na 5 tot 6 weken zijn de beekforellen klaar om los te laten. In dit stadium openen we de Alevibox zodat ze toegang hebben tot de waterloop. Tijdens de 5 tot 6 weken van ontwikkeling moet het Alevibox-systeem regelmatig bezocht worden. Om de twee weken moet er namelijk aan de doos geschud worden om te voorkomen dat de gaten in de doos dichtslibben, wat de eieren – door gebrek aan zuurstof en een continue waterstroom – in gevaar kan brengen. Daarom hebben we besloten om onze strategie dit jaar te veranderen. Voor welke methodiek werd dit jaar gekozen?
We ontvingen 9.000 forellen van een Waalse viskwekerij in Achouffe, die geleverd werden in plastic zakken, gevuld met zuurstofrijk water. De viskwekerij is gespecialiseerd in de productie van beekforel en snoek. Om de forellen uit te zetten, moesten we ze laten acclimatiseren aan de temperatuur van de waterloop: we plaatsten de plastic zak met forellen in een bassin gevuld met water uit de rivier en wachtten vijf minuten tot de temperatuur van het water in de zak die van de rivier benaderde. Daarna lieten we de forellen met een schepnet los in de rivier. We merkten dat ze onmiddellijk beschutting zochten om niet meegesleurd te worden door de stroming. Deze nieuwe methode van uitzetting vereist geen follow-up. We verwijderen nog steeds regelmatig de boeien tijdens de winter, maar we doen dit werk toch. Wanneer en hoe zullen jullie nagaan of de uitzetting een succes was? De uitzetting is een test om te zien of de gekozen milieus van voldoende kwaliteit zijn voor het deze soort, die zeer gevoelig is voor fysisch-chemische stoffen in het water. Dat maakt van de soort meteen ook een uitstekende bio-indicator. Volgend jaar zullen we samenwerken met het Département de la Nature et des Fôrets (DNF) van de Waalse Overheidsdienst om een monitoring met elektrische visvangst uit te voeren op de uitzetplaatsen van dit jaar en zo te controleren of het project een succes geweest is. Elektrovissen houdt in dat er een gerichte stroom wordt opgewekt in een klein deel van de rivier om de vissen rond de anode te desoriënteren, zodat ze gemakkelijk kunnen worden gevangen met een schepnet. Aan de oever kan de DNF vervolgens elke individuele vis meten, wegen en identificeren, en ook de populaties van andere vissoorten in de rivier klasseren (op basis van leeftijd, geslacht, eventuele pathologieën, enz.) Na de bemonstering keren alle vissen in perfecte conditie terug naar hun natuurlijke omgeving. CR Senne Bronvermelding
|
||||||||||||
|
||||||||||||