Zennekrant nr. 25 | december 2020
   
 
Rivieren en beken in het Zoniënwoud

De Vuilbeek in Watermaal-Bosvoorde
Wie door een politieke bril naar het Zoniënwoud
kijkt, weet dat het bos op het snijpunt van de drie verschillende gewesten ligt. Voor de argeloze wandelaar zijn die gewestgrenzen natuurlijk perfect onzichtbaar maar andere, natuurlijke grenzen vallen wel op. Dat zijn de zogenaamde waterscheidings-lijnen die de verschillende valleien en dus stroom-gebieden van elkaar scheiden. Regenwater dat aan de ene kant van de waterscheidingslijn valt en wegvloeit, zal dus in een andere beek terechtkomen dan regen die aan de andere kant van de lijn valt.


Het Zoniën-massief ligt op de grens van twee grote stroomgebieden: dat van de Zenne, dat grofweg in het noorden ligt, en dat van de Dijle, dat in het zuiden en oosten ligt. Toch stroomt geen van beide rivieren door het Zoniënwoud, in tegenstelling tot sommige van hun zijrivieren zoals de Argentine (of Zilverbeek), de IJse, de Voer en de Woluwe. We zouden al een paar eeuwen terug in de tijd moeten gaan, toen het bos nog veel uitgebreider was, om in de lommer van beuk en eik een aantal van hun oude meanders te ontdekken. De etymologische verwantschap tussen de Zenne en het Zoniënwoud (respectievelijk 'Sunnia' en 'Sonia sylva' in de Middeleeuwen) wijst al op de aanwezigheid van een rivier in het bos. Ook de naam van het stadje Soignies lijkt in het Frans naar het Zoniënwoud (‘forêt de Soignes’) te verwijzen, terwijl de Nederlandse naam van de gemeente, Zinnik, juist gelinkt kan worden aan de Zenne, die ontspringt op het grondgebied van deze Henegouwse gemeente.

De waterscheidingen in het Zoniënwoud zijn niet altijd gemakkelijk te vinden en vallen vaak samen met brede plateaus op een hoogte van ongeveer 120 meter. De lijn die de Dijlevallei en de Zennevallei van elkaar scheidt, begint ten westen van het massief, ter hoogte van de Kleine Hut (Petite Espinette) in Ukkel, loopt verder naar het oosten langs de kapel van O.L.V. ten Willerieken waarna ze Jezus-Eik bereikt. Vervolgens gaat het naar het noorden naar de Vier Armen van Tervuren.

De valleien van het Zoniënwoud zijn ontstaan tijdens de laatste ijstijd en zijn meestal droogdalen,
die dus niet bevloeid worden door enige beek. Maar alles samen treffen we er toch een tiental beken aan.


Het Zoniënwoud en zijn waterlopen in Brussel © Detail van de kaart ‘Brussel, waterstad!’- Leefmilieu Brussel

Het deel van het bosmassief dat in het stroomgebied van de Zenne ligt, bevindt zich voornamelijk op het grondgebied van Brussel. De Woluwe, die in de buurt van Vilvoorde uitmondt in de Zenne, is eigenlijk een samenloop van drie beken die door het Zoniënwoud lopen in de gemeenten Ukkel en Watermaal-Bosvoorde: de Zwanewijdebeek, de Vuilbeek en de Karregatbeek.

De Bocq in Ukkel
De Zwanewijdebeek ontspringt ten zuiden van het Vorserijplateau in Watermaal-Bosvoorde.
Bij het verlaten van het bos verdwijnt ze onder-gronds, onder de zogenaamde Bezemhoek-wijk, waar de Heiligenborrestraat een stille getuige is van de teloorgang van deze ‘heilige bron’. De Vuilbeek, die aan de andere kant van de spoorweg uit de grond opborrelt, dankt zijn naam niet aan de slechte kwaliteit van zijn water (dat juist erg zuiver is!) maar aan de roestkleurige vlekken die hier en daar in zijn bedding te zien zijn. Dat komt door de ijzerhoudende ondergrond. De Vuilbeek wordt gevoed door een mooie bron met een constant en aanzienlijk debiet. De waterscheiding tussen de vallei van de Vuilbeek en die van de Karregatbeek volgt de Tweebergenweg. De Karregatbeek is dan weer het resultaat van twee kleinere beekjes: de Wollenborre en de Bocq.
Die laatste heeft zijn naam te danken aan zijn naamgenoot de Bocq in de provincie Namen, aangezien de Brusselse Bocq gevoed wordt door bronnen uit het Naamse deel van het Maasbekken, via de overloop van een drinkwaterreservoir in de buurt van de Lorrainedreef. De drie stromen komen samen in de vijver van Bosvoorde. Aan het andere uiteinde van die vijver gaan ze verder als één enkele rivier: de Woluwe.

Aan de westelijke rand van het Zoniënwoud (Ukkel) ligt een smalle strook bos in het stroomgebied van de Geleytsbeek, een van de vele zijrivieren van de Zenne. Hoewel er in dit deel van het woud haast geen water is, mogen we niet vergeten dat de Sint-Jobbeek (een intussen verdwenen zijtak van de Geleytsbeek) ooit ontsprong bij de vlakbij gelegen Diesdelle. En in de zuidelijkste punt van deze strook van het bos bevindt zich de bron van de Linkebeek, ook een zijrivier van de Geleytsbeek. Het noordelijke deel van het Terkamerenbos hoort bij de vallei van de Maalbeek, een beekje dat in de 19e eeuw overwelfd werd.
De Maalbeek ontsprong ooit in het Solbosch, waar nu een universiteit ligt. Aan het einde van de 18e eeuw was dat nog - zoals de naam al doet vermoeden - een groot bos, dat van het eigenlijke Zoniënwoud gescheiden was door een reeks weilanden en akkers.

De Roodkloosterbeek in Oudergem
Tot slot liggen ook de bronnen van de Rood-kloosterbeek, een zijrivier van de Woluwe, in het Zoniënwoud, eerst in het Vlaams en daarna in het Brussels gewest. Deze beek dankt zijn naam aan de priorij van het Rood Klooster, die gesticht werd door kluizenaars die zich in de 14e eeuw in deze vallei kwamen vestigen. Op het grondgebied van Oudergem wordt de Roodkloosterbeek gevoed door twee bosbronnen met een constant en niet-gering debiet: de Bosgeestbron en de Keizersbron. Verder stroomopwaarts bij Tervuren, voorbij de Chaussée Mont-Saint-Jean (de Brusselse ring), vormt de vallei die zich uitstrekt richting Jezus-Eik het meest stroomopwaarts gelegen deel van het stroombekken van deze rivier. Het water dat in dat deel van de vallei stroomt, wordt ondergronds onder de Brusselse ring door geholpen via een buis. Op het domein van het Rood Klooster wordt de Roodkloosterbeek gevoed met het water van de Dry Borren ter hoogte van de Grote Klabotsvijver, zo’n 400m voor de oude priorij. De bedding van deze bosbeek ligt voor het grootste gedeelte aan de andere kant van de Waversesteenweg (E411), in de gemeenten Watermaal-Bosvoorde en Oudergem, en wordt gevoed door nog een andere bron met een aanzienlijk debiet.

De bron van de Dry Borren in Oudergem
Ten zuiden van het woud, in het stroomgebied van de Dijle, loopt de Argentine (of Zilverbeek), die ontspringt in Waterloo, aan de rand van het domein van Argenteuil, waarnaar de beek overigens vernoemd is en waar ze doorheen stroomt. De Argentine vervolgt daarna haar weg langs de rand van het Zoniënwoud en het Solvaypark in Terhulpen, een gemeente die nog steeds de oorspronkelijke (Keltische) naam van de rivier draagt. Vanaf Overijse krijgt de beek een Germaans klinkende naam en wordt ze dus de Zilverbeek genoemd. Ook Overijse is trouwens vernoemd naar een beek, met name de IJse die stroomopwaarts van de voormalige priorij van Groenendaal ontspringt, in het Zoniënwoud. Vervolgens stroomt de Ijse door een aantal bosvijvers aan weerszijden van de spoorlijn Brussel-Namen om ten slotte bij Neerijse uit te monden in de Dijle, zo'n twintig kilometer van de priorij. In het bos bevindt zich de waterscheiding tussen de vallei van de Argentine en die van de Ijse, evenwijdig met de Meutedreef, die ook de gemeentegrens tussen Hoeilaart en Terhulpen vormt. Meer naar het noorden ten slotte ontspringt de Voer, stroomopwaarts van het Park van Tervuren, op een hoogte van 80m, in een drassig gebied tussen het Kapucijnenbos en het arboretum. De beek, waaraan de gemeente Tervuren haar naam te danken heeft, stroomt door de vijvers van het park en mondt in Leuven uit in de Dijle.

Tot besluit moeten we nog vermelden dat al dat water van de bronnen en bosbeken al heel vroeg werd gebruikt door de kanunniken van de priorijen van Groenendaal en het Rood Klooster, die visvijvers en ingenieuze watertoevoersystemen aanlegden.

Coördinatie Zenne - december 2020

   
 
 

Terug naar de inhoudsopgave >

 
   


Volg ons op facebook of bezoek onze website.