werkgroep en partner
van Grenzeloze Schelde-
Escaut sans Frontičres
vzw/asbl
 
ZENNEKRANT 16 (-> terug naar inhoud)

Beoordeling van de waterkwaliteit volgens de Europese Kaderrichtlijn Water

De waterkwaliteit wordt in de Europese lidstaten geëvalueerd aan de hand van bepalingen uit de Europese Kaderrichtlijn Water van 2000. Wat zegt de Kaderrichtlijn Water? Hoe wordt de waterkwaliteit geëvalueerd? Tegen wanneer mogen we een goede ecologische en chemische toestand van onze oppervlaktewateren verwachten?

In het Waalse, Vlaamse en Brusselse Gewest wordt het waterkwaliteit in de Europese lidstaten beoordeeld aan de hand van bepalingen uit de Europese Kaderrichtlijn Water (EKW) die vervolgens omgezet zijn in eigen (= regionale) wetgeving.


Wat zegt de Kaderrichtlijn Water?

De Europese Kaderrichtlijn Water (EKW) heeft onder meer als doel een goede toestand te bereiken in alle oppervlaktewateren. Een goede toestand slaat zowel op de chemische als de ecologische toestand. Het veronderstelt ook dat de relatie tussen omgevingsfactoren en de biologie bekend is. Deze goede toestand moet bereikt worden tegen uiterlijk 2015. Uitstel van maximaal twee maal 6 jaar is mogelijk bij bepaalde technische, financiële of natuurlijke omstandigheden. Nu al is geweten dat die goede toestand tegen 2015 slechts in uitzonderlijke gevallen zal behaald worden.

De oppervlaktewateren worden ingedeeld in waterlichamen, dit zijn homogene oppervlaktewatersystemen zoals een waterloop of een deel van een waterloop. Deze waterlichamen worden ingedeeld in vier categorieën, nl. rivieren, meren, overgangswateren en kustwateren. Elke categorie wordt door de lidstaten verder ingedeeld in types. De normen voor de waterkwaliteit variëren volgens het type: van natuurlijk waterlichaam, naar sterk veranderd waterlichaam, naar kunstmatig waterlichaam vermindert de hydromorfologische kwaliteit en zijn de normen minder streng. Ter illustratie: de Zenne in Wallonië wordt als natuurlijk waterlichaam beschouwd terwijl ze in Brussel en Vlaanderen als sterk veranderd waterlichaam wordt geëvalueerd.


Hoe wordt de waterkwaliteit geëvalueerd?

De EKW spreekt niet meer uitsluitend over de waterkwaliteit, wel over de ecologische toestand en de chemische toestand van het waterlichaam.

De chemische toestand van een waterlichaam wordt beoordeeld aan de hand van de concentratie van prioritaire stoffen en andere chemische stoffen waarvoor een Europese milieukwaliteitsnorm bestaat. De goede chemische toestand van een waterlichaam wordt behaald als de milieukwaliteitsnorm voor elk van deze in totaal 41 stoffen gehaald wordt.

Voor de beoordeling van de ecologische toestand worden zowel biologische, hydromorfologische als fysische-chemische kwaliteitselementen in beschouwing genomen. De normen voor de biologische, de hydromorfologische en de algemene fysisch-chemische elementen zijn typespecifiek. Deze typespecifieke normen worden beoordeeld volgens een systeem met vijf kwaliteitsklassen, namelijk ‘zeer goed’, ‘goed’, ‘matig’, ‘ontoereikend’ en ‘slecht’. Het eindoordeel van het waterlichaam wordt overgenomen van de laagste beoordeling van een van de kwaliteitselementen. Zo behaalt een waterlichaam pas de goede ecologische toestand als alle relevante kwaliteitselementen minstens ‘goed’ zijn. Terwijl de fysisch-chemische kwaliteitselementen jaar in, jaar uit gemeten worden, verplicht de EKW de biologische kwaliteitselementen slechts om de drie jaar operationeel te meten.

De biologische kwaliteitselementen (fytoplankton1, fytobenthos2 en macrofyten3, macro-invertebraten4 en vissen) worden beoordeeld met een ecologische kwaliteitscoëfficiënt. De ecologische kwaliteitscoëfficiënt (EKC) geeft de verhouding aan tussen de waarde van de voor een bepaald waterlichaam vastgestelde biologische parameter en de waarde van die parameter onder de voor dat waterlichaam geldende referentieomstandigheden. Deze EKC wordt uitgedrukt als een waarde tussen 0 en 1, waarbij de waarden in de buurt van 1 op een zeer goede ecologische toestand wijzen en de waarden in de buurt van 0 op een slechte ecologische toestand.

Onder hydromorfologische kwaliteitselementen worden hydrologische en structurele eigenschappen verstaan zoals stromingsregime en natuurlijkheid van de oevers.

Onder de fysisch-chemische kwaliteitselementen vallen de algemene fysisch-chemische kwaliteitselementen (zoals zuurstof en nutriënten) en de specifieke niet-prioritaire polluenten waarvan door de lidstaat is vastgesteld dat ze in significante hoeveelheden in het waterlichaam worden geloosd.



Tegen wanneer mogen we een goede waterkwaliteit verwachten?

De ‘goede toestand’ van een waterlichaam wordt bereikt wanneer de ecologische en de chemische toestand ‘goed’ zijn. De EKW stelt milieudoelstellingen voor elke waterlichaam: de goede ecologische toestand en de goede chemische toestand tegen 2015 bereiken en tegen 2021 of 2027 voor de meest gedegradeerde waterlichamen, indien een vrijstelling kan worden gerechtvaardigd.

Uit de eerste generatie waterbeheerplannen en de evaluatie van het Europese waterbeleid via de 'Blauwdruk voor het behoud van de Europese wateren' blijkt de goede toestand nog veraf (zie Grenzeloze Schelde Nieuws 60).

Ook al voldoet de huidige situatie nog lang niet aan de Europese normen, toch is de waterkwaliteit verbeterd door de bouw van nieuwe rioolwaterzuiveringsinstallaties, onder andere in het Zennebekken. Sommige rivieren waren vroeger een open riool, nu zien we dat het leven in de rivieren zich jaar na jaar herpakt en dat er terug vis in leeft (zie 'We vangen opnieuw vis in de Zenne'). Meer en ook zwaardere inspanningen zijn nodig om vooruitgang te kunnen blijven boeken. Wat is haalbaar en betaalbaar?


Bijkomende info

Lees meer over de beoordeling van de waterkwaliteit volgens de EKW:
• in Vlaanderen >>
• in Brussel >>
• in Wallonië >>

Raadpleeg de geoloketten voor meer waterkwaliteitsgegevens:
• de kwaliteit van de Vlaamse waterlichamen >>
• de biologische kwaliteit van de Waalse waterlichamen >>
• de fysico-chemische kwaliteit van de Waalse waterlichamen >>




1 Fytoplankton: microscopische, niet vastgehechte en dus los drijvende planten (algen)
2 Fytobenthos: op stenen, waterplanten,… vastgehechte algen; in de praktijk worden enkel de kiezelwieren of diatomeeën in het beoordelingssysteem voor dit kwaliteitselement meegenomen.
3 Macrofyten: alle water- en oeverplanten die zichtbaar zijn met het blote oog.
4 Macro-invertebraten: met het blote oog waarneembare ongewervelde dieren (groter dan 0,5 mm).



ZENNEKRANT 16  |  terug naar inhoudsopgave