ZENNEKRANT 14 (-> terug naar inhoud)
 
1. Sluis 1: Marchienne-au-pont
  • 100,2 m TAW (Tweede Algemene Waterpassing = Referentiehoogte waartegenover hoogtemetingen in België worden uitgedrukt)
  • 11,5 m breed x 85,1 m lang
  • 6,2 m verval
De sluis van Marchienne-au-pont is het eerste kunstwerk van de reeks kunstwerken op het Kanaal Charleroi-Brussel, beginnend vanaf de start van het kanaal aan de Samber in Charleroi. Een pompinstallatie pompt hier water op naar het eerste kanaalpand. Door een tekort aan water in de Samber om in te staan voor de volledige aanvoer voor het Zennekanaal wordt dit ook aangevoerd uit 'Les Lacs de l'Eau d'Heure', een waterspaarbekken in Henegouwen.
De pompinstallatie, die een capaciteit heeft van 4 x 2,2 m³/s, pompt een voldoende grote hoeveelheid op om de versassingen in de sluizen van Marchienne-au-pont, Gosselies en Viesville mogelijk te maken en om tegelijkertijd nog een aanvoer van water de garanderen voor het Centrumkanaal en voor het kanaalpand tussen Ronquières en Ittre (via een buizensysteem naast het hellend vlak van Ronquières).




 
 
2. Sluis 2: Gosselies
  • 106,05 m TAW
  • 11,5 m breed x 85,2 m lang
  • 7,5 m verval
Net zoals bij de sluis van Marchienne-au-pont garandeert een pompinstallatie de aanvoer van water naar het hoger gelegen pand. Ook hier zijn vier pompen aanwezig met elk een capaciteit van 2,2 m³/s.



 
 
3. Sluis 3: Viesville
  • 113,25 m TAW
  • 11,5 m breed x 85,9 m lang
  • 7,5 m verval
Net zoals bij de sluizen van Marchienne-au-pont en Gosselies garandeert een pompinstallatie met een capaciteit van 4 x 2,2 m³/s de aanvoer van water naar het hoger gelegen pand.



 
 
4. Kunstwerk 4: het Hellend Vlak van Ronquières
  • 120,45 m TAW
  • twee bakken van 11,6 m breed x 85,5 m lang
  • 6,7 m verval
Het hellend vlak van Ronquières, in gebruik genomen in 1968, werd gebouwd ter vervanging van de vele sluizen die op het traject een verval van 68 meter van Zuid naar Noord moesten overbruggen. Het hellend vlak zelf verliest netto geen water, maar buizen ernaast voorzien het lager gelegen kanaalpand (Ronquières ­ Ittre) van water (2 x 2,2 m³/s) om versassingen stroomafwaarts mogelijk te maken. In dit pand mondt ook de Samme uit in het kanaal, wat nog een bijkomende bron van water is.










 
 
5. Sluis 5: Ittre
  • 53,62 m TAW
  • 12 m breed x 90 m lang
  • 13,3 m verval
De sluis van Ittre is zeer groot en betekent dus een groot verlies aan water (+/- 15 000 m³ per versassing) naar het lager gelegen kanaalpand (Ittre - Lembeek). Ter compensatie pompt een krachtige pompinstallatie een grote hoeveelheid water opnieuw op (+/- 7 500 m³ per versassing door middel van 3 pompen met een capaciteit van elk 1,9 m³/s), aangevuld met het extra water aangevoerd uit de Samme en uit de stroomopwaarts gelegen panden. In het lager gelegen kanaalpland mondt de Hain uit, nog een extra bron van water. Deze totale wateraanvoer maakt versassingen in de kanaalpanden van Ittre tot Molenbeek mogelijk.








 
 
6. Sluis 6: Lembeek
  • 40,27 m TAW
  • 10,5 m breed x 81,6 m lang
  • 7,1 m verval
Vanaf de sluis van Lembeek tot en met de sluis van Molenbeek gebruiken de sluizen ongeveer hetzelfde volume water per versassing. Deze sluis heeft geen stuwen die het waterniveau regelen. Wél is er een bypass aanwezig, een afwateringskanaal dat de waterstand in het bovenliggende kanaalpand controleert door water af te voeren onafhankelijk van de sluis. Een bijkomende bypass aan deze sluis zou een grotere afvoer van water kunnen betekenen in geval van zeer grote neerslag en een teveel aan water.







 
 
7. Overstort van Lembeek: stuw en overstort van Zenne naar het kanaal

Stroomafwaarts de sluis van Lembeek bevindt zich het overstort van Lembeek, een van de belangrijke linken tussen de Zenne en het Zennekanaal. Het water in de Zenne wordt gecontroleerd door een stuw, die continu op een hoogte van 70 cm staat. Theoretisch gaat hier een debiet van 26 m³/s naar de Zenne, de rest gaat naar het kanaal, al kan dit debiet wel oplopen in geval van zeer grote afvoer (40 m³/s in november 2010). Al het teveel aan water op de Zenne stroomt dan via het overstort in het kanaal.







 
 
8. Sluis 7: Halle
  • 33 m TAW
  • 10,5 m breed x 81,6 m lang
  • 3,3 m verval
De sluis van Halle heeft in tegenstelling tot de sluis van Lembeek geen bypass. Het waterpeil wordt hier geregeld door middel van stuwen in de sluis zelf. Deze functioneren net zoals de bypass onafhankelijk van de werking van de sluis. Er kan worden opgemerkt dat de stuwen niet over de volledige diepte van de sluis als dusdanig bruikbaar zijn. Als suggestie voor het verbeteren van de waterafvoercapaciteit op het Zennekanaal in geval van zware regenval, kan dus de vergroting van deze stuwen worden geopperd, opdat deze over de volledige diepte bruikbaar zouden zijn.



 
 
9. Sluis 8: Lot (Beersel)
  • 29,3 m TAW
  • 10,5 m breed x 81,6 m lang
  • 3,7 m verval
Ook in de sluis van Lot wordt het waterpeil geregeld door middel van stuwen aan de sluis zelf. Ook hier kan capaciteitsvergroting van deze stuwen worden gesuggereerd ter bestrijding van overstromingen in de toekomst.





 
 
10. Sluis 9: Ruisbroek (Sint-Pieters-Leeuw)
  • 25,6 m TAW
  • 10,5 m breed x 81,6 m lang
  • 3,7 m verval
Aan de sluis van Ruisbroek van wordt het waterpeil opnieuw geregeld door onafhankelijke stuwen aan de sluis zelf, waarvan de capaciteit momenteel maar een deel van de eigenlijke diepte van het kanaal bedraagt. Hier is dus nog uitbreiding van de waterafvoercapaciteit mogelijk.




 
 
11. Sluis 10: Anderlecht
  • 21,9 m TAW
  • 10,5 m breed x 81,6 m lang
  • 3,9 m verval
De sluis van Anderlecht is kunstwerk 10 van de reeks kunstwerken op het Zennekanaal. Het waterpeil wordt geregeld door middel van 3 stuwen (langsriolen) die zich langs de sluis bevinden. Pompen met elk een debiet van 0,15 m³/s pompen na elke versassing een bepaalde hoeveelheid water terug op. Ook aan deze sluis is waterafvoercapaciteitsverhoging mogelijk.





 
 
12. Overstort van Aa: overstort van Zenne naar het kanaal

Stroomafwaarts de sluis van Anderlecht bevindt zich het overstort van Aa: hier stroomt overtollig water van de Zenne het kanaal in, om zo de overkoepelde Zenne in Brussel te vrijwaren van een te groot debiet. Naast het overstort van de Zenne ontvangt het kanaal hier ook het water van andere Brusselse waterlopen.



 
 
13. Sluis 11: Molenbeek
  • 18 m TAW
  • 10,5 m breed x 81,6 m lang
  • 4,7 m verval
Aan de sluis van Molenbeek gebeurt de regeling van de waterstand opnieuw door middel van stuwen (4 in dit geval). Drie pompen (met dezelfde capaciteit als deze in Anderlecht: 0,15 m³/s) pompen het water weer op na een versassing (indien nodig). De stuwen bevinden zich hier duidelijk langs een zijde van de sluis. Opnieuw kan hier een uitbreiding van de waterafvoercapaciteit voorgesteld worden door de stuwen op het kanaal zelf te vergroten. De specifieke komvorm van deze sluis laat toe dat het sluisplatform in noodsituaties zelf kan overstromen, zonder dat hierbij de omliggende wijken in gevaar komen.





 
 
14. Overstort van Ninoofsepoort: overstort van Zenne naar het kanaal

Stroomafwaarts de sluis van Molenbeek bevindt zich het overstort van de Ninoofse poort: hier stroomt overtollig water van de overkoepelde Zenne het kanaal in.


 
 
15. Hevels in Vilvoorde: stuwen en verlaten van het kanaal naar de Zenne

Nadat zowel de ingekokerde en ondergronds stromende Zenne als het kanaal door Brussel gepasseerd zijn is er in Vilvoorde opnieuw een overstort tussen beiden: de Hevels (5 sifons met een totale maximale capaciteit van 90 m³/s). Hier is het voornamelijk het overtollig water van het kanaal dat terug in de Zenne stroomt, die na de passage door Brussel meestal geen al te groot debiet heeft. In Zemst bevinden zich heel wat bruggen over de Zenne en haar afleidingskanaal. Deze bruggen limiteren de afvoercapaciteit van water via de Zenne: bij de overstromingen van het najaar 2010 reikte het water tot net onder deze bruggen, wat instabiliteit dreigde te veroorzaken.





 
 
16. Sluis 12: Zemst
  • 13,30 m TAW
  • 25 m breed x 205 m lang
  • 8,9 m verval
In de sluis van Zemst zijn er 5 pompen aanwezig met elk een capaciteit van 4,17 m³/s, om zo het stroomopwaartse waterpeil te behouden na versassingen. Bij te sterke neerslag wordt de overtollige hoeveelheid water afgevoerd door middel van 'valse schuttingen' (versassingen zonder dat er schepen aanwezig zijn). In het kader van de bestrijding van de overstromingen stroomopwaarts het kanaal zou de waterafvoer hier vlotter moeten verlopen. Het creëren van een bypass of stuwen in de sluis biedt een mogelijke oplossing voor verhoogde waterafvoer.



 
 
17. Sluis Klein Willebroek

De oude sluis van Klein Willebroek vormt de doorgang van het Zennekanaal tot de Rupel. Momenteel maakt enkel pleziervaart gebruik van deze sluis. Aangezien de Rupel stroomafwaarts zonder verdere kunstwerken uitmondt in de Schelde is deze sluis onderhevig aan getijdewerking. De sluis kan slechts drie uur voor en drie uur na hoog water worden bediend. Aan deze sluis is een kleine bypass verbonden die het waterpeil stroomopwaarts controleert: ook de waterafvoer is dus gebonden aan de getijden en kan niet plaatsvinden bij hoge waterstand.



 
 
18. Voormalige sluis Wintam

De voormalige sluis van Wintam is momenteel afgesloten. Tot aan de verbreding stroomopwaarts is deze opgevuld met grond. Hier kan worden bemerkt dat deze oude sluis een zeer goede oplossing had kunnen zijn voor een grotere afvoer van overtollig water. Aangezien de nieuwe zeesluis van Wintam net zoals die van Klein Willebroek onderhevig is aan de getijdewerking, is waterafvoer hier niet op ieder ogenblik mogelijk. Indien een bypass of stuwen gecreëerd worden op de oude sluis van Wintam kan de druk op beide andere sluizen in geval van wateroverlast worden verlaagd, om zo de waterbuffercapaciteit in het gehele stroomafwaarts gedeelte van het Zennekanaal te vergroten.



 
 
19. Sluis 13: Wintam
  • 4,4 m TAW
  • 25 m breed x 205 m lang
  • verval is afhankelijk van het tij
De zeesluis van Wintam vormt het laatste kunstwerk op het Zennekanaal en tevens de toegang tot de Schelde. Zoals reeds aangehaald is deze sluis onderhevig aan de getijdewerking, dus is waterafvoer in geval van hevige neerslag niet zo evident, ondanks de controlerende stuwen die in de sluis werden aangebracht. Ter vergroting van de waterafvoercapaciteit wordt ook hier het principe van valse schuttingen toegepast in geval van zeer grote waterafvoer. Wel kan worden opgemerkt dat hoog tij (dus blokkering van de waterafvoer) in Wintam, de voormalige sluis van Wintam en Klein Willebroek op verschillende tijdstippen valt. Goede coördinatie kan de totale waterafvoercapaciteit dus bevorderen.